Psalm 23 ; 4 ´Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij. Uw stok, en Uw staf, zij geven mij moed.´

Afgelopen week was ik op een verjaardag van een oudere buurvrouw (97 jaar), waar nog meer oudere mensen waren (ik was de jongste..) en het viel mij op dat de verhalen die zij hadden, niet veel verschillen met de verhalen die er nu gebeuren. 

Er waren bijvoorbeeld twee vrouwen bij die in kindertehuizennhadden gezeten, en dat bleek niet altijd even fijn geweest te zijn. Ook was er een oudere man wiens stiefvader zelfmoord had gepleegd. Een andere man was onlangs opgenomen om van zijn verslaving af te komen. 

De pijn, het verdriet, en leed dat toen gebeurde, gebeurt nu ook, en kwam al in de Bijbel voor. 

Wat mij het meeste trof was het verhaal van de oudere man, wiens stiefvader zelfmoord had gepleegd. En dan niet de zelfmoord op zich wat natuurlijk ook verschrikkelijk was, maar het verhaal wat er verder nog achter schuilde. Hij vertelde namelijk dat hij als jong jochie op zijn knietjes tot God had gebeden, had gesmeekt, of de ruzie die zijn eigen vader en moeder elke dag weer hadden, gestopt mocht worden. Maar niets gebeurde, en de ruzie bleef totdat zijn ouders uit elkaar gingen.  En dan komt de dag dat zijn moeder hertrouwd, en dat zijn stiefvader vele jaren later zelfmoord pleegt. Hoeveel gebeden zullen hier niet aan vooraf zijn gegaan..  En dit alles maakte dat hij op een dag ervoor koos, om niets meer met God te maken willen hebben. Die dag duurt nog steeds. 

Ik vraag mij af, hoeveel van deze verhalen er niet zullen zijn? Want hoe vaak hoor je niet dat mensen teleurgesteld zijn over God. Dat ze er niets van begrijpen. Dat wat ze ook bidden, en smeken er niets veranderd in de situatie, de pijn, het verdriet, en de onmacht. Misschien heb jij, of u daar nu ook mee te maken, of ooit mee te maken gehad. 

En de grote vraag is, wat doe je dan? Blijf je ondanks alles toch vasthouden aan Jezus die voor ons, juist voor ons, alle pijn, verdriet en teleurstelling heeft gedragen?  

Of ben je zo teleurgesteld, dat je alleen nog maar naar je eigen omstandigheden kijkt, en degene los laat, Die jou, en ons allemaal door alles heen gered heeft…

De vrouwen die in het kindertehuis hadden gezeten, en daar ook het nodige hadden meegemaakt, geloofden nog wel in God. Dus de vraag is misschien ook, wie is God voor je. En dan niet alleen in makkelijke tijden, maar ook in de moeilijke tijden. 

upload.jpeg

En hoe belangrijk is het dan om elkaar juist in deze situaties te steunen, en te bemoedigen, en te laten zien dat God nog veel meer is, dan degene die soms in onze ogen teleurstelt. Om enkele voorbeelden te noemen:

       Jesaja 41 ; 10 ´Wees niet bang, want ik ben bij je, vrees niet, want ik ben je God. Ik zal je sterken, ik zal je helpen, je steunen met Mijn onoverwinnelijke rechterhand,´

Psalm 43 ; 19 ´Gebroken mensen is de Heer nabij, Hij redt wie zwaar getroffen wordt.´

Jesaja 53 ; 5 ´Om o ze zonden werd Hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor kns welzijn werd Hij getuchtigd. Zijn striemen brachten ons genezing.´

Mattheus 28 ; 20 ´En houd dit voor ogen; Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.´

 

Het volgende verhaal gaat over Jet. Ook zij kan meepraten over teleurstellingen, maar toch.. 

De deur van de kamer gaat zachtjes open, en Jet kijkt op. Een man met zijn jas nog aan, en zijn aktetas nog in de hand, kijkt haar aan met hoog opgetrokken wenkbrauwen. Vragend en wantrouwend.

Voorzichtig trekt Jet haar handen die de handen van Ingrid nog omvatten, terug. De tranen die erop waren gevallen, lopen langzaam langs haar hand naar beneden. Het was een heftig, en emotioneel, maar mooi gesprek en gebed. Ook Ingrid kijkt nu op, en kijkt verbaasd Arthur aan. ´Ben je er al?´

Arthur komt een paar passen dichterbij. ´Ja, er was iets dat me zei eerder naar huis te komen, en nu weet ik waarom. Wat zit je hier te doen, en wie is deze vrouw? Waarom heeft ze jouw handen vast? Jullie zitten toch niet te bidden hé?´

Jet gaat rustig staan, en strijkt haar rok glad. Het is waarschijnlijk beter om hem nu geen hand te geven, en terwijl ze haar handen langs haar lichaam laat hangen, stelt ze zich voor. ´Ik ben Jet. De nieuwe bewoner van het huisje op de hoek. Ik had het op mijn hart gekregen om wat eten te komen brengen, en zo raakte ik in gesprek met uw vrouw. We hebben net gebeden, ja. Het was mooi. Maar nu ga ik, en laat ik jullie verder alleen. Misschien kunnen jullie het eten wat ik meegenomen heb, samen opeten?´

Jet glipt langs de man heen, en kijkt nog even achterom naar Ingrid. ´Ik kom snel weer een keertje langs hoor. Sterkte met alles, en als ik eens iets voor je kan doen?´ 

Als ze even later naar huis loopt, denkt ze terug aan haar eigen situatie, die nu inmiddels alweer zo´n zes jaar geleden is. Haar man die toen nog leefde, en zijzelf, deden toen ook niets aan het geloof. Ze spraken er nooit over, lazen er nooit over, wilden er gewoon niets mee te maken hebben. Ze zochten het zelf wel uit, en hadden daar niemand bij nodig. Totdat hij ziek werd, en hoorde dat een collega op zijn werk, genezen was van dezelfde ziekte die hij had. 

Daar wilde haar man natuurlijk meer over weten, en zij zelf ook. Zelfs toen bleek dat de collega gelovig was, en hij er van overtuigd was, dat God hem had genezen. 

En zo kwam het dat ze erover gingen lezen, erover gingen praten, mee gingen naar diensten, en zelfs mee naar genezingsdiensten gingen. 

Het meest bijzondere van alles was echter, dat de ziekte steeds minder centraal ging staan, en God steeds meer. 

Natuurlijk wilden ze allebei dat hij ook genezen zou worden, maar ze gingen zien en ervaren, dat God zoveel meer was dan dat. Ze voelden een liefde, die ze nog nooit gevoeld hadden, zo intens en compleet. De troost die ze kregen in hun verdriet, was genoeg en allesomvattend. Ze gingen zich geborgen voelen in Zijn nabijheid, en Hij werd hun rots, als zij wankelden. 

Uiteindelijk is haar man toch gestorven. Maar ondanks dat heeft de ziekte en alles wat erna kwam, hun beider leven beter, rijker, en voller gemaakt. En nu leeft ze nog steeds elke dag met God, en luistert ze meer en meer naar Zijn stem.

Op de stoep van haar huis, op de middelste tree zit een meisje. Het licht van de lantaarnpaal schijnt op haar bleke gezicht, en laat zien dat ze niet ouder dan een jaar of zestien kan zijn.

Ondanks dat Jet´s maag begint te rommelen omdat ze nog steeds niets heeft gegeten, weet ze dat God wilt dat ze dit meisje gaat helpen. Ze heeft nog geen idee hoe, maar dat zal Hij haar ongetwijfeld laten zien.