Blog Anne Norvan, week 8.

Tekst: Jesaja 54: 10 `Want de bergen kunnen wegzakken en de heuvels verdwijnen, maar mijn eeuwige ontfermende liefde zal u niet verlaten. Mijn belofte van vrede aan u zal nooit worden gebroken, zegt de Here, Die zich over u ontfermt.´

Wat er ook gebeuren gaat hier op aarde, of met ons zelf, Gods eeuwige ontfermende liefde, zal ons nooit verlaten. En Zijn belofte van vrede aan ons, zal Hij nooit verbreken. Nooit! 

In ´de wereld´ wordt wel gezegd, ´zeg nooit, nooit.´ maar als er Iemand nooit kan zeggen dan is God het wel. Bij Hem is nooit, gewoon nooit. 

Het is één van de geweldige beloftes die Hij ons geeft, en die al onze onzekerheden weg zouden moeten blazen. Het vervelende is echter dat wij, gebroken mensen, niet zoveel geloof en vertrouwen hebben in het woordje nooit, en ook niet in een belofte. 

Als ons onrecht aangedaan wordt, of pijn, dan verlaten we niet alleen de mens en verbreken we soms daarbij ook een belofte, maar nemen we gelijk ook alle liefde mee. 

We zijn soms best wel veeleisend, en houden er niet van om met minder genoegen te nemen. We willen geholpen worden, geliefd worden, gered worden, gedragen worden, gehoord worden, geaccepteerd worden, gerespecteerd worden, genezen worden, geheeld worden, gerechtvaardigd worden, geborgen worden, geloofd worden.. En als dit niet gebeurt, zijn we zo teleurgesteld dat de liefde over gaat in ontevredenheid, in boosheid, in haat. 

Hoe is het mogelijk dat, ondanks al onze tekortkomingen, God dit niet heeft naar ons toe. Gelukkig kijkt en rekent God ons daar niet af, maar ziet Hij alleen wat we nog van Hem missen om het beter te doen. 

Als je dit echt tot je door laat dringen, kun je toch alleen maar zeggen, ´Dank U wel Heer.´ om er vervolgens achteraan te roepen, ´En help mij Heer, om de liefde die ik ooit liefhad niet kwijt te raken of te verlaten, maar het vast te houden omdat U mij vasthoudt.

upload.jpeg

Het volgende verhaal op mijn blog, gaat over Ingrid, de vrouw van Arthur. Zij is erg ziek, en ondanks dat ze alle liefde om zich heen nodig heeft en nog meer, ervaart ze juist het tegenovergestelde.  

De handen van Ingrid gaan traag door het weinige haar wat ze nog heeft. De spiegel verbloemt de harde waarheid niet. Het mooie bruine haar dat altijd leek te dansen als ze zich bewoog, is stilgevallen. En dan haar ogen. Alsof er geen leven meer in zit.. 

Te snel draait ze zich van de spiegel weg, en houdt ze zich even aan de stoel vast om niet om te vallen. Als de duizelingen weg zijn, aarzelt ze of ze weer terug naar bed zal gaan, of dat ze voor zichzelf iets te eten klaar zal maken. 

De laatste paar dagen heeft ze bijna niets gegeten omdat ze zo misselijk was, maar nu voelt ze zich beter, en heeft ze echt trek in iets lekkers. Voor Arthur hoeft ze niets klaar te maken. Hij belde net om te zeggen dat hij onderweg wel iets eet, omdat hij vertraging heeft met de trein. Ze weet niet meer wat ze moet geloven, en of het wel echt waar is wat hij zegt. Het is nu al de vierde avond op rij dat er iets gebeurd waardoor hij niet mee kan eten. Voor vanavond is het niet zo erg omdat de kleintjes naar een vriendje zijn, en Levi is gaan poolen met David, maar ze ziet duidelijk dat ze hun vader missen. Hij is niet meer de vader die hij ooit voor hun was. En als ze eerlijk is, is hij ook niet meer de man die hij ooit voor haar was..

Hoort ze nu de bel? Ze spitst haar oren. Ja, dat is duidelijk bel. Zullen het de jongens zijn die eerder thuis komen? Nee, dat lijkt haar sterk. Bovendien hebben ze een sleutel. 

Haar blote voeten lopen over de zachte vloerbedekking, langs de traptreden naar beneden. Voorzichtig opent de ze deur op een kier, en ziet ze een vrouw van een jaar of dertig met een boodschappentas in haar handen voor haar staan. Ingrid heeft geen idee wie die vrouw is, en wat ze komt doen. ´Ja?´ 

De boodschappentas wordt nu tot vlak onder haar neus omhoog getild. Mmm, wat een heerlijke geuren komen daar uit. Met haar hoofd een beetje schuin, kijkt Ingrid de vrouw vragend aan. 

´Eh ja, u vraagt zich natuurlijk af wat ik hier doe en waarom ik die tas met eten bij me heb,  maar… Nou ja, ik woon sinds vorige week in het huis op de hoek. En nu was ik aan het koken, en kreeg ik het op mijn hart om hier op nummer 76 eten te brengen. En nu sta ik dus hier met eten. Het is niet veel, en ik weet niet met hoeveel u bent, maar het is voor ongeveer twee personen. Alstublieft.´

Ingrid pakt de tas aan, en de vrouw doet een stap terug. `Ik heb de pan ook gelijk even in een paar kranten  gewikkeld zodat het lekker warm blijft.´

Ingrid weet niet goed wat ze moet zeggen. ´O eh, ja, eh, dank u wel mevrouw?´

´O, sorry, ik heet Jet.´ 

  ´En mijn naam is Ingrid. Maar ik begrijp nog niet helemaal hoe het komt dat u hier met eten voor de deur staat. Niet dat ik het erg vind, want ik was net aan het bedenken wat ik klaar zou moeten maken, omdat ik vandaag sinds dagen weer eens een beetje trek heb. Ik ben namelijk ziek, ziet u. En dan staat u hier met een heerlijk geurende pan met eten.´

Jet doet weer een klein stapje naar voren. ´Dat vind ik echt fijn om te horen. Ja, hoe zal ik het u uitleggen. Ik weet niet of U gelooft, maar God laat je soms dingen zien die je moet doen. En ik kreeg het zoals ik u net al zei,  dus op mijn hart om bij u eten te brengen. Gelooft u in God?´

Of ze gelooft? De vraag overvalt Ingrid een beetje, en ze weet ook helemaal niet of ze daar nu wel over wil praten. Ze is in het kort gezegd, momenteel nogal teleurgesteld in God.  ´Nou, ja, vroeger ben ik wel gelovig opgevoed zoals ze dat noemen, maar toen ik uit huis ging, heb ik er niet zoveel aandacht meer aan besteed. Alleen toen ik ziek werd, heb ik me weer wat meer tot God gericht en gebeden of Hij me beter wilt maken,  maar tot nu toe heeft dat niets geholpen. Eigenlijk voel ik me best wel  door Hem in de steek gelaten. Juist nu mijn lichaam, en mijn man me ook aardig in de steek laten.´

Jet buigt haar hoofd, en het duurt even voordat ze iets terug zegt. ´Weet je Ingrid, mag ik je zeggen?´ Ingrid knikt. 

´Ik weet niet wat Gods plan is met jouw leven, maar ik weet wel dat God ons nooit in de steek laat, ook al voelt dat nu misschien wel zo. En ook Gods liefde blijft altijd dezelfde, ook al merk je daar soms niets van. Ik geloof echt dat God dit juist nu aan jou wilt laten zien, door dit eten. Hij wil je zo laten zien dat Hij bij je is, en dat Hij aan je denkt, en zo ontzettend veel van je houdt.  

De woorden die Jet zegt, raken Ingrid en ze beseft ineens dat niet Hij het is die haar in de steek heeft gelaten, maar dat zij het zelf is geweest die Hem in de steek heeft gelaten. Aarzelend vraagt Ingrid,  `Jet, heb je zelf al gegeten?´

`Nee, nog niet. Ik dacht als ik het snel even hier breng, dan is het voor jou in ieder geval nog warm.´

´Ik zou het fijn vinden als we samen kunnen eten, en je misschien nog iets meer over God en Zijn liefde wilt vertellen.´

Als Arthur een uurtje later thuiskomt, ziet hij door het raam heen, Ingrid samen met een vreemde vrouw op de bank zitten. De handen van de vreemde vrouw, omvatten de handen van Ingrid, en ze hebben hun hoofd gebogen…