Anne

Anne buigt haar hoofd en slikt om die nare brok in haar keel weg te krijgen. Haar handen frommelen zenuwachtig een papieren zakdoekje tot een prop om het daarna weer open te vouwen. Ze voelt zich zo rot en ze heeft er bijna geen geloof meer in dat er ooit nog een dag zal komen waarin ze niet meer hoeft te overleven, maar ze eindelijk mag gaan leven.

Alles lijkt haar te raken, en de woorden die mensen tegen haar zeggen, of juist niet tegen haar zeggen, doen haar pijn.

Anne draait wat heen en weer op een oude bruine kantoorstoel die uit het niets in het halletje bij de voordeur terecht lijkt te zijn gekomen, en kijkt naar buiten. Ze ziet de regendruppels die met veel lawaai en snelheid naar beneden storten uiteen spatten op de rode tegels.  

Achter haar klinkt ineens de stem van Sophie en van schrik valt het zakdoekje uit haar handen.
 ‘Hier ben je! Gelukkig. Ik heb je overal gezocht. We hadden om drie uur een afspraak hé? Was je het vergeten?’

Een afspraak? Ze weet niets van een afspraak. Haar handen pakken weer snel het zakdoekje van de grond en door de stoel een kwartslag te draaien, ziet ze Sophie staan. Hoewel haar ogen staan, staat haar gezicht net zo vriendelijk als altijd.

Anne zou wel willen dat ze Sophie was. Zij hoeft tenminste niet te overleven, maar kan gewoon leven. Ze ziet het rossige haar en de vrouwelijkheid die Sophie uitstraalt in haar hele doen en laten. Ze beweegt gewoon gracieus, en haar kleding is altijd op elkaar afgestemd, niet teveel make-up, maar ook niet te weinig. Ook daar is ze jaloers op. 

‘Eh, ja.’ Anne kucht even en merkt dat de brok die nog steeds in haar keel zat, verdwijnt. ‘Ik was het inderdaad vergeten ja, sorry.’
‘Het geeft niet hoor, maar ik maakte mij een beetje ongerust. Zullen we dan nu naar mijn kantoortje gaan? We hebben nog ruim een half uur, en ik heb nog iets voor je.’

De arm van Sophie strekt zich uit tot een wijds en uitnodigend gebaar, en Anne kan niet anders dan op te staan en langs de arm heen te lopen richting het kantoortje van Sophie. Haar drie maten te grote zwarte T-shirt slobberen als een hobbezak om haar heen en onderweg trekt ze nog snel even haar eveneens te grote zwarte legging omhoog zodat ze zeker weet dat hij niet zal afzakken. De zwarte legerschoenen en enige paar schoenen wat ze heeft, sloffen gewillig met haar mee over de grijze een beetje kalige vloerbedekking.  

Anne neemt plaats op de stoel die het dichtst bij de deur staat, en wacht af tot Sophie ook zit.
‘Ik moest de afgelopen week veel aan je denken Anne, en ik heb ook veel voor je gebeden.’
Sophie gaat even verzitten en ook de roze gymschoenen die ze aanheeft verplaatsen zich, en lijken een positie aan te nemen.  
‘Gisterenavond kreeg ik een tekst op mijn hart en ik geloof echt dat God deze tekst aan jou wilt geven.’ 

Terwijl Sophie naar voren reikt en de bijbel pakt die op het tafeltje ligt die tussen hen in staat, heeft Anne geen idee of ze nu iets moet zeggen. Moet ze dank je wel zeggen, of juist erg verbaasd zijn.
Ze voelt zich er in ieder geval erg ongemakkelijk bij en haar handen beginnen van de weersomstuit het zakdoekje weer tot een prop te maken, en open te vouwen.    

‘Zal ik hem voorlezen?' Anne buigt haar hoofd. ‘De tekst staat in Job, hoofdstuk 8 vers 21.'  

‘Eens zal Hij je mond weer vullen met gelach, de vreugde van je lippen laten klateren.’

De stem stopt en het blijft stil. Anne wacht of er misschien nog meer komt, maar ze hoort niets meer behalve de gymschoenen van Sophie die over het kleed schuiven en weer een andere positie innemen.

Haar handen knijpen het zakdoekje driftig tot een prop en laten het dit keer zo. Ze ziet dat haar knokkels wit worden.  ‘Eens zal Hij je mond weer vullen met gelach?’

‘Anne..’

Het lijkt alsof de stem van verder weg komt. Nog voordat Anne er zelf erg in heeft, is ze opgestaan en valt nog geen twee seconden later de deur achter haar in het slot. Sophie achterlatend.

Het is drie jaar later als Anne vol vertwijfeling en frustratie het uitschreeuwt naar God. Haar stem reikt zeker wel tot aan het plafond en wellicht nog een paar verdiepingen hoger van de flat waar ze sinds een half jaar woont.
‘Waar bent U nou Heer! U had toch een belofte gegeven dat U mijn mond weer zou vullen met een lach en ik weer vreugde in mijn leven zou krijgen. Nou, ik zie er nog steeds niets van!’

Ze is nog bozer dan op het moment dat ze de tekst kreeg. Gefrustreerd haalt ze haar nagels over de huid van haar onderarm zoals ze altijd doet als de pijn die zo diep in haar ziel zit, te groot wordt. Ze doet het nog een keer, een nog een keer want ze haat het zo, die pijn. Al snel loopt het bloed langs haar arm naar beneden en komt terecht op de tekening die ze net gemaakt heeft. Alhoewel de naam tekening in dit geval misschien niet zo’n goede benaming  is hiervoor. Het is meer een krassen van allerlei pastelkleuren door elkaar, waar tussendoor met grote letters twee beloftes van God geschreven staan. De een is dat God nooit meer een zondvloed zal laten komen om de aarde te vernietigen, en de andere is de belofte die ze ooit zelf gekregen heeft. 

Ze tipt met haar linker wijsvinger het bloed wat op de tekening ligt aan, en gaat langs de letters van haar eigen toegezegde belofte.  Ze heeft zich nog nooit zo wanhopig en zo kapot van binnen gevoeld.

‘Maar wees niet bang en maak jezelf geen verwijten dat jullie mij verkocht hebben en dat ik hier ben terechtgekomen, want God heeft mij voor jullie uitgestuurd om jullie leven te redden.’

Genesis 45:5 

Na een lange en zware therapie kan Anne inmiddels zeggen dat ze niet meer hoeft te overleven, maar dat ze werkelijk leeft.  Ook de belofte die ze van God gekregen had, is inmiddels werkelijkheid geworden.

God geeft soms beloftes die zo haaks staan op de situatie waar we op dat moment inzitten. Maar juist het proces waar we dan doorheen gaan is zo belangrijk. Het maakt je uiteindelijk alleen maar krachtiger, ook al zie je dat op die momenten helemaal niet. Waar je steeds armer denkt te worden omdat je alles om je heen verliest, wordt je alleen rijker en rijker omdat je relatie met God meer zal groeien. De basis die je met Hem had wordt steviger, belangrijker en zoveel mooier.

Kun je dit ook nog zeggen als je bovenstaande tekst leest in Genesis 45? Waarin Jozef tegen zijn broers vertelt dat ze zichzelf geen verwijten hoeven te maken omdat God van te voren alles al wist en gepland had, hoe zijn leven zou gaan? Dat is best wel heftig toch? Het betekent namelijk dat dit niet alleen voor Jozef geldt, maar ook voor Anne met haar misbruikverleden en voor alle andere mensen weer met hun verleden.

Toen Anne dit besefte, begreep ze helemaal niets meer van God. Maar hoe beter ze Hem ging leren kennen door de Bijbel te lezen en vooral naar preken te luisteren, hoe meer ze ging zien dat Hij alles doet om onze relatie met Hem te verbeteren. En door God steeds beter te leren kennen, gaat ze steeds meer leven vanuit een vertrouwen naar Hem, dan door haar eigen gevoel. Als je God vertrouwd, kun je de mensen om je heen ook vertrouwen omdat wat zij je ook aandoen, God om je heen is. Ook een hele pittige, maar wel waar…

Als we oprecht in God geloven en in zijn Woord met al Zijn beloftes, hoe krachtig zouden we dan niet kunnen zijn. Zouden we dan niet door alles heen van triomf naar triomf kunnen leven?